Witte gij ’t nog?

Zeelst in het Rijksmuseum

Soms kan door speuren, vergelijken, kijken en concluderen een historische puzzel opgelost worden, zo ervoer Marcel Dings – inwoner van het Limburgse Steijl – toen hij onderzoek deed naar een oude tekening van zijn woonplaats, tenminste dat vertelde de toelichting bij de tekening hem. De tekening, opgeslagen in het Rijksmuseum in Amsterdam, bleek echter geen tekening van Steijl, maar van Zeelst. In onderstaand artikel, dat in juni 2015 verscheen in ’De Koerier’ (driemaandelijkse vlugschrift van Brabants Heem) verhaalt Dings over zijn zoektocht.

Steijl? Geen Steijl!
Enige tijd geleden werd ik door Loe Giesen uit Reuver geattendeerd op het bestaan van een oude tekening van mijn woonplaats Steijl uit 1674. De tekening bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam als object RP-T-1912-10. Aangezien de tekening ook via internet te bekijken was, werd meteen de link geopend. Voor mijn ogen kwam een prachtige tekening van een kerkgebouw met een kleine toren, met minstens drie ramen in het schip en met een zijbeuk. Verder zijn nog een losstaande torentje zichtbaar en twee huizen. Volgens de bijbehorende objectgegevens had tekenaar Josua de Grave dit beeld van de plaats Steijl vastgelegd op 5 november 1674. De afbeelding is sinds 1912 in het bezit van het Rijksmuseum. Het materiaal is papier, de kunstenaar heeft gebruik gemaakt van een pen in bruin en van een penseel in grijs. De afmetingen van het geheel zijn 152 bij 92 millimeter.

‘Dichterlijke vrijheid?’
De eerste reactie was: Wow! Fantastisch! Prachtige ontdekking! Maar al snel diende zich enige twijfel aan: was dit wel Steijl?. Het eerste punt dat me aan het twijfelen bracht was dat dit gebouw toch wel erg groot was, want Steijl had volgens mijn weten toch slechts een klein kapelletje tot in 1859. En de tekening toonde een volwaardig kerkgebouw met toren en een kleine zijbeuk. Dus meteen maar de nauwkeurig uitgewerkte kadastrale kaart van 1844 erbij gepakt. Daarop zien we de Steijler kapel als een langwerpig gebouw zonder zijbeuken. Was hier dan mogelijk sprake van enige ‘dichterlijke vrijheid’ van de kunstenaar?

Het tweede punt van twijfel bleek bij nadere bestudering het jaartal. Want de tekening was duidelijk uit 1674, maar Steijl kreeg pas vier jaar later een kapel. Aanleiding voor de bouw van de kapel was waarschijnlijk een dysenterie-epidemie, ook wel “roode loop’ genoemd, die in de tweede helft van 1676 in Limburg heerste en aan minsten 23 inwoners van Tegelen het leven kostte. En dat op een totaal van ongeveer 300 communicanten! Dat de daarna opgerichte kapel opgedragen wordt aan de heiligen Rochus en Sebastianus, patronen tegen besmettelijke ziekten, maakt de link met de dysenterie-epidemie duidelijk.

Twee jaar na de rode loop werd uit donaties van de inwoners van Steijl een kapel gebouwd op de hoek Maasstraat – Sint Michaelstraat. Twee van die giften zijn bekend. Koopman Jacobus Ronck maakte een stichting van 200 pattacons. Van de opbrengst hiervan moesten in de kapel missen gelezen worden voor de zielerust van de afgestorven leden van de familie Ronck. Aanleiding voor zijn genereuze stichting was waarschijnlijk het overlijden van zijn vrouw Beatrix Donnaye op 18 september 1678. Verder kennen we nog een tweede stichting, gemaakt door Agatha Raeymaekers, vrouw van schepen Geurt Franssen. Het was een rente van 5 gulden voor brood, wijn en was.

Door het niet-passende jaartal werd de bestaande twijfel vergroot. Nadere bestudering van de naam boven de prent zorgde voor het definitief afwijzen van Steijl als lokatie. De naam begint met twee iets onduidelijke letters, maar daarna staat 100% zeker IJLST. Dat kan dus nooit op Steijl gaan lijken, dus daarom: Geen Steijl (om te refereren aan een populaire website). Om te kunnen bepalen welke plaats het dan wel moest zijn, heb ik een kort onderzoek ingesteld naar het leven van de kunstenaar in het jaar 1674. Om vervolgens aan de hand van zijn verblijfplaatsen te speuren naar de echte locatie van de prent.

Josua de Grave (1643-1712)
Volgens de website van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis was Josua de Grave op 2 juli 1643 in Amsterdam gedoopt. Op 7 oktober 1659 werd hij in Den Haag ingeschreven in het rekenboek van het Lucasgilde, het plaatselijke kunstenaarsgilde. In de periode 1663-1671 trok hij door Frankrijk en België. Vanaf 1672 vestigde hij zich definitief in Den Haag. Hier overleed hij in juli 1712.
Een intrigerende opmerking bij de beschrijving op de website is, dat de artiest in de periode 1672-1674 regelmatig met veldtochten van Willem III mee reisde door de Zuidelijke Nederlanden. De collectie in het Rijksmuseum toont dit ook duidelijk aan. Zo heeft een van de prenten uit 1674 als titel “Kampement van het leger van Willem III voor Leuven”. Andere werken hebben als locatie Scherpenheuvel, Mechelen, Veerle en Brussel. Ook tekende De Grave in dat jaar “Kasteel Loonenstein bij Gennep”.

Tot nog toe heb ik drie tekeningen kunnen vinden met een exacte datum in 1674. De eerste bevindt zich in het Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België met als tekst “Scherpen Heuvel. Siegen”. De tekening is op 1 november gemaakt in Scherpenheuvel-Zichem. De tweede bevindt zich in het Rijksmuseum in Amsterdam: “Gezicht op Grave”; ze heeft als datum 15 november 1674. Op de tekening staat een verwoeste kerk. De stad had zich op 27 oktober aan stadhouder Willem III overgegeven na een beleg van vier maanden. De derde tekening, die van “Geen Steijl”, ligt chronologisch tussen de andere twee in. Mogelijk helpt dit ons om de reisweg van de kunstenaar te bepalen, en zo de werkelijke locatie van de “Geen Steijl”-prent te bepalen. Als we een rechte lijn van Scherpenheuvel naar Grave trekken bedraagt de afstand 100 kilometer. De getrokken streep loopt dan over Eindhoven heen.

Plaatsnaam
Zoals gezegd begint de plaatsnaam met twee iets onduidelijke letters, maar daarna staat 100% zeker IJLST. De eerste letter kan een H of een S zijn. De tweede letter moet een E zijn, maar kan eventueel ook een T zijn met een streepje eronder. Uitgaande van de T, krijgen we als mogelijke locatie iets als St.IJlst of Ht.IJlst: is dit misschien de afkorting van stad IJlst, in Friesland net onder Sneek? Het lijkt me wel vreemd, om in de zeventiende eeuw in vier dagen van Scherpenheuvel naar IJlst te reizen, maar niets is onmogelijk. Daarom meteen contact gezocht met de lokale heemkunde van het stadje. Het antwoord van Cor de Vries was kort maar krachtig: “Met zekerheid dat dit niet IJlst is”. Dit ging vergezeld met een afbeelding van hoe de kerk er daar uitgezien moet hebben. En inderdaad: de tekening van Josua de Grave kan niet van IJlst zijn.

Teleurgesteld, maar bevestigd in het gevoel dat de afstand Scherpenheuvel-IJlst te groot was voor vier dagen tijdsverschil, werd de speurtocht hervat. Dan maar eens met de oude schrijfwijze spelen. De plaatsnaam moest daarvoor op Heijlst of Seijlst lijken. Dus op Google maar eens alle varianten ingetikt: Heijlst, Heylst, Heilst, Seijlst, Seylst, Seilst. Het enige bruikbare dat hierbij naar voren kwam was een vermelding van een doop binnen een adellijke familie in Haelen in 1698: 15 decemb baptizata est Cecilia Florentina Cristina filia prænobilis d(omi)ni Joannis Adami van Bock d(omi)nus de Patteren et Warenbergh et prænobilis d(omi)næ Barbaræ Claræ van Eyck ex Seylst uxoris susceptores prænobilis d(omi)nus Henricus Pollaert et prænobilis d(omi)nus N Gulpen d(omi)nus de Bernauw et prænobilis d(omi)na N de Greuenbroeck d(omi)na in Mirlo et prænobilis d(omi)na N van den Halen. Oftewel: op 15 december is gedoopt Cecilia Florentina Cristina, dochter van de weledele heer Joannes Adamus van Bock, heer van Patteren et Warenbergh en de weledele vrouwe Barbara Clara van Eyck uit Seylst, echtgenoten, met als getuigen …..
Maar ook hier kwam geen doorbraak. Wel bleek dat een zekere Floris van Eijck voogd was van de kinderen Van Bock, en dat deze Floris bezittingen had in de Brabantse plaatsen Gerwen en Nederwetten, ten noordoosten van Eindhoven. Moest dan in deze richting gezocht worden? Want de eerder getrokken rechte lijn van Scherpenheuvel naar Grave liep over Eindhoven, dus was het mogelijk dat de gezochte plaats in de buurt van die stad kon liggen. Dus werd de aandacht verlegd naar die regio.

S is Z
Ongeveer tegelijkertijd schoot me te binnen dat een S in de plaatsnaam ook wel eens een Z kon zijn: dus moest Zeijlst ook kunnen. En dit, gecombineerd met omgeving Eindhoven, bracht uiteindelijk een mogelijke plaatsnaam: Zeelst. Navraag bij Jan Bressers van heemkundekring Zeelst Schrijft Geschiedenis leverde het gegeven op dat 16 februari 1666 in Zeelst een zekere Barbara Clara van Eijck (de bruid van Haelen) gedoopt was als dochter van Joannis van Eijck en Cecilia van Eijck. Haar vader was de vierde generatie Van Eijck die heer van Zeelst was. De heerlijkheid was al sinds 1562 in handen van zijn familie. Hiermee is de link tussen het geschreven Seijlst en het huidige Zeelst afdoende aangetoond.
Via heemkundekring Zeelst Schrijft Geschiedenis kreeg ik ook nog een achttienden eeuwse tekening van de plaatselijke kerk, gemaakt op 29 augustus 1788 door landmeter Hendrik Verhees (1744-1813). Jan Bressers meldt dat het een laat-middeleeuwse kerk betreft die sinds 1648 in handen van de protestanten was. Waarschijnlijk had de kerk in de zeventiende eeuw al geen sterke toren meer, want naast de kerk stond een belfort waar de klok inhing. Bij een vergelijking van de afbeeldingen uit 1674 en 1788 kloppen een aantal dingen, zoals de zijbeuk, de torenspits, en het belfort oftewel het torentje op korte afstand van de kerk. Dat De Grave in het schip drie ramen tekent en Verhees maar twee, doet hier weinig aan af. Het enige echte twijfelpunt is het gedeelte onder de torenspits: bij Verhees staat het torenspits-gedeelte op het dak van de kerk, bij De Grave lijkt er een eigen torengebouw te zijn. Of is dit slechts schijn, omdat mogelijk nog een ander bouwwerk het dak onder de galmgaten doet vertekenen?

Al met al kan de speurtocht nu met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgesloten worden. De tekening van het Limburgse Steijl laat geen Steijl zien, maar het Brabantse Zeelst!

Bronnen:
Th.W.J. Driessen, Geschiedenis van Tegelen, 1952, 269-270.
M.P.H.M. Dings, Een dysenterie-epidemie in Limburg, 1676, De Maasgouw 105 (1986), 105-114.
Hen Camps, Steyl, prenten met een praatje, Venlo, 1982, 102-103.
RKD – Josua de Grave

Voogd Floris: RHCL, 01.063, Graafschap Horn, 337 Stukken betreffende de koop van Holterenhof, door Floris van Eijck, in de hoedanigheid van voogd der kinderen van Baron de Bock, heer van Warenberg
Bhic – Bezittingen Floris

Uit De Koerier van Brabants Heem 65, juni 2015

MEER VERHALEN

Michieleke begraven te Veldhoven

Tot 1900 werd de laatste kermisdag afgesloten met een heuse begrafenis. Michieleke, een manneke gemaakt van een peen of bietwortel werd dan in een sigarenkistje onder luid gejammer begraven.

Zo zeeje we dè

De familie Van der Meeren op Schoot heeft een overzicht gemaakt van uitdrukkingen die in hun familie vaak gebruikt werden.

Plankgasfeest

De carnaval van 2003 stond op stapel en Ad Welten zou als prins Caravano de prins van Groot-Veldhoven zijn. De kasteleins van Veldhoven-Dorp hadden het plan geopperd om op dinsdag hun cafés te sluiten en gezamenlijk een grote feesttent op de Plaatse te zetten.

Op slot

Jan Huijbers van Schoot was vaste klant in De Plank, het café van Joop en Joke Joly dat nu ‘In d’n Olie-fant’ heet. Jan was een verstokte vrijgezel en kwam niet alleen voor de nodige pilsjes maar ook voor d’n buurt. En buurten kon Jan.

Die kommen ‘r bè mè nie in

Over Driekske Bullens doet in Veldhoven een mooie anekdote de ronde. Driekske vestigde zich begin jaren 50 met zijn gezin vanuit Oirschot op Zonderwijk waar hij – evenals in Oirschot – een café uitbaatte.

De mysterieuze klok

Vóór 1910 stond op de hoek van de Dreef en de Heerseweg het in 1771 gebouwde raadhuis. Meester Rijken heeft er het volgende verhaal over opgeschreven.

Boomincidenten op Schoot

Op Schoot woonde, aan de rand van den Oeienbosch, het gezin van Harrie en Drieka van der Meeren. Het was alles behalve een doorsneegezin met een eigen levensfilosofie.

De Kromstraat in 1958

Een wandeling door de Kromstraat van 1958 met een terugblik in het verleden. Een artikel in De Kempenaer uit dat jaar was omlijst met advertenties van winkeliers in de Kromstraat.

De Watermeulen

De boerderij die tot aan de ruilverkaveling in de jaren 60 van de vorige eeuw op Dorpstraat 169 stond, kent een rijke geschiedenis.

Mie Fiets uit Oers

In Oerle woonde en leefde van 1854 tot haar dood in 1932 Marie Renders, die in haar jonge jaren bijzonder rap was en daardoor de bijnaam Mie Fiets verwierf.

Verloren soldaten ‘terecht’

Een foto van een Engelse begraafplaats aan de Veldhovense Van Vroonhovenlaan gemaakt door Len (Leonard) Hart kwam in 1995 in handen van Jan van Beers.

Mijna’s winkeltje

Mijna van der Meeren is in de jaren 60 van de vorige eeuw in Veldhoven-Dorp een begrip geworden.