Witte gij ’t nog?

Het pestkerkhof en de legende van het witte paard

Eén van de ‘boze machten’ die onze voorouders meedogenloos konden teisteren, was de pest. De pest werd beschouwd als een straf, een bezoeking, een ‘gave’ Gods. In tegenstelling tot ‘de witte dood’ (de tering), heette de pest ‘de zwarte dood’ omdat zij gepaard ging met donkere bloedbrakingen en met builen (builenpest). Andere benamingen voor de pest waren de ‘haestige sieckte’ of ‘de gauwe’. Vanaf het midden van de veertiende eeuw sloeg de ‘zwarte dood’ in Europa vaak genadeloos toe. Doordat deze epidemie zeer besmettelijk was, werd de bevolking vaak gedecimeerd. De doden werden zo snel mogelijk begraven om besmetting tegen te gaan.

Op den Broek
In het kerkdorp Veldhoven lag het kerkhof in de vorige eeuwen ver buiten de bebouwde kom, op de plaats van ‘de Oude Kerkhof’ in de wijk d’Ekker. Tijdens pestepidemieën begroef men de doden dichter bij huis, op het pestkerkhof dat lag op het gehucht den Broek, waar tegenwoordig appartementencomplex De Paladijn staat, bij de rotonde naar de Frans Bekerstraat.

Volgens de legende werd in Veldhoven een nieuw sterfgeval aangekondigd door de verschijning van het witte paard.

Iedere avond doolde het witte paard in de broek- en moerasgronden rond. Niemand kon zeggen van wie het was, noch hoe het daar kwam, noch waar het overdag vertoefde. Het gebeurde dat er toentertijd een pestziekte onder de bewoners uitbrak; iedere verschijning van het witte paard was de voorbode van nieuwe sterfgevallen. Men besloot op bedevaart te gaan. Vanaf dat ogenblik liet het witte paard zich gebruiken om de doden te begraven. Weldra hield de zozeer gevreesde ziekte op en het geheimzinnige paard verdween even onverwachts als het gekomen was. De plaats waar het de laatste maal gezien werd, was het pestkerkhof
(Noordbrabantse Volksalmanak, 1889, pg 186-187).

Onder het Veldhovense volk werd pest verwisselt met pèrt (=paard) en duidde men de plaats aan als pèrtskerkhof’.

Naar Werbeek
De geschiedenis van het witte paard zou zich hebben afgespeeld in de 17de eeuw. De 17de eeuw was een echte pesteeuw. Pestepidemieën woedde overal in Europa. Ofschoon het hertogdom Brabant er relatief gezien vrij goed afkwam, ging ook hier de ‘gave Gods’ niet onopgemerkt voorbij. In Brabant heerste de ‘zwarte dood’ vooral in de jaren 1601-1604,1632-1637, 1667-1670,1676-1680,1683-1685.
Op raad van pastoor Joannes Crols, die in Veldhoven pastoor was van 1670 tot 1699 togen de Veldhovenaren op bedevaart naar Werbeek, een gehucht van Retie in België, waar O.L.V. ter Sneeuw wordt vereerd. Dat de pastoor aan Werbeek dacht was tamelijk voor de hand liggend. Hij kwam namelijk zelf uit Werbeek. Onze Lieve Vrouw verhoorde het gebed van de Veldhovense bedevaartgangers: de pest verdween, maar daarmee ook het witte paard. Vanaf die tijd gaan de Veldhovenaren jaarlijks op bedevaart naar Werbeek om O.L.V. te danken en te eren.

Waar lag nu het pèrtskerkhof?
In 1854 werd begonnen met de aanleg van de Provinciale weg van Eindhoven, door de Kempen naar Turnhout. In Veldhoven werd deze grintweg aangelegd, dwars door het gehucht den Broek. De naam van het gehucht is ontleent aan ‘het broek’ (het moeras), dat zich uitstrekte van de Gender tot aan de rivier de Dommel. Bij hoog water stond den Broek hier en daar onder water. Daarom moest, bij de aanleg van de Provinciale weg, de oude zandweg (de Brabantsche Baan) eerst worden opgehoogd. Hierdoor ontstonden langs de weg vijvers, o.a. een visvijver op de plaats waar nu het appartementencomplex de Paladijn staat. Bij het uitgraven van deze visvijver stiet men op mensenbeenderen van geraamten van pestlijders die daar begraven waren in de tijd, dat de pest in Veldhoven heerste (1633 en volgende jaren).

Hoogenbosch
In 1915 werd de visvijver dichtgegooid en verrees op de plaats van het oude ‘pèrtskerkhof’’ de schoenfabriek van Hoogenbosch. Op 12 februari 1929 brandde de fabriek tijdens een zeer strenge vorstperiode helemaal af. De fabriek veranderde in een puinhoop, maar werd later toch weer opgebouwd. In 1934 werd de fabriek verkocht en ging over in handen van de N.V. Van der Sanden, stoomschoenfabriek. In 1941 werd het pand eigendom van Henri van Abbe uit Eindhoven, die ze inrichtte als sigarenfabriek ‘De Paladijn’. Onder deze naam is het gebouw nog bij veel Veldhovenaren bekend.

Bij het besluit van de raad van Veldhoven van 9 november 1959 werd tot aankoop van het gebouw besloten. Na ingrijpende verbouwingswerken, kon het gebouw op 28 april 1962 officieel in gebruik worden genomen door de dienst Gemeentewerken. In 1994 werd het gebouw vervangen door het huidige appartementencomplex.

Louis Schats, januari 1999.

MEER VERHALEN

De Maria van Heers

Langs ’s-Heren wegen kun je op verrassende plekjes een Mariakapelletje tegenkomen. Of een Mariagrot zoals op Heers.

Michieleke begraven te Veldhoven

Tot 1900 werd de laatste kermisdag afgesloten met een heuse begrafenis. Michieleke, een manneke gemaakt van een peen of bietwortel werd dan in een sigarenkistje onder luid gejammer begraven.

Zo zeeje we dè

De familie Van der Meeren op Schoot heeft een overzicht gemaakt van uitdrukkingen die in hun familie vaak gebruikt werden.

Plankgasfeest

De carnaval van 2003 stond op stapel en Ad Welten zou als prins Caravano de prins van Groot-Veldhoven zijn. De kasteleins van Veldhoven-Dorp hadden het plan geopperd om op dinsdag hun cafés te sluiten en gezamenlijk een grote feesttent op de Plaatse te zetten.

Op slot

Jan Huijbers van Schoot was vaste klant in De Plank, het café van Joop en Joke Joly dat nu ‘In d’n Olie-fant’ heet. Jan was een verstokte vrijgezel en kwam niet alleen voor de nodige pilsjes maar ook voor d’n buurt. En buurten kon Jan.

Die kommen ‘r bè mè nie in

Over Driekske Bullens doet in Veldhoven een mooie anekdote de ronde. Driekske vestigde zich begin jaren 50 met zijn gezin vanuit Oirschot op Zonderwijk waar hij – evenals in Oirschot – een café uitbaatte.

De mysterieuze klok

Vóór 1910 stond op de hoek van de Dreef en de Heerseweg het in 1771 gebouwde raadhuis. Meester Rijken heeft er het volgende verhaal over opgeschreven.

Boomincidenten op Schoot

Op Schoot woonde, aan de rand van den Oeienbosch, het gezin van Harrie en Drieka van der Meeren. Het was alles behalve een doorsneegezin met een eigen levensfilosofie.

De Kromstraat in 1958

Een wandeling door de Kromstraat van 1958 met een terugblik in het verleden. Een artikel in De Kempenaer uit dat jaar was omlijst met advertenties van winkeliers in de Kromstraat.

De Watermeulen

De boerderij die tot aan de ruilverkaveling in de jaren 60 van de vorige eeuw op Dorpstraat 169 stond, kent een rijke geschiedenis.

Mie Fiets uit Oers

In Oerle woonde en leefde van 1854 tot haar dood in 1932 Marie Renders, die in haar jonge jaren bijzonder rap was en daardoor de bijnaam Mie Fiets verwierf.

Verloren soldaten ‘terecht’

Een foto van een Engelse begraafplaats aan de Veldhovense Van Vroonhovenlaan gemaakt door Len (Leonard) Hart kwam in 1995 in handen van Jan van Beers.

Zeelst in het Rijksmuseum

Soms kan door speuren, vergelijken, kijken en concluderen een historische puzzel opgelost worden, zo ervoer Marcel Dings – inwoner van het Limburgse Steijl – toen hij onderzoek deed naar een oude tekening van zijn woonplaats, tenminste dat vertelde de toelichting bij de tekening hem. De tekening, opgeslagen in het Rijksmuseum in Amsterdam, bleek echter geen tekening van Steijl, maar van Zeelst.

Mijna’s winkeltje

Mijna van der Meeren is in de jaren 60 van de vorige eeuw in Veldhoven-Dorp een begrip geworden.