Op de hoek van de Dreef en de Heerseweg is restaurant Quisine gevestigd. Het pand is in 1910 begonnen als raadhuis van de gemeente Veldhoven-Meerveldhoven. Na de totstandkoming van de gemeente Veldhoven in 1921 heeft het nog tot 1949 dienst gedaan als gemeentehuis van deze gemeente.
Vóór 1910 stond op dezelfde locatie het in 1771 gebouwde raadhuis waarin de vergaderingen van de schepenbank Veldhoven-Zeelst-Blaarthem plaatsvonden. Meester Rijken heeft over dit oude raadhuis het volgende verhaal opgeschreven.
Het was een klein, eenvoudig gebouwtje, dat uiterlijk meer geleek op een burgerwoning dan op een deftig gemeentehuis. Het dak droeg een klein houten torentje – een zgn. dakruiter – op vvier ‘pooten’ met een klokje, dat oorspronkelijk zal gediend hebben om het volk op te roepen ter vergadering of om voorname feiten of verordeningen af te kondigen.
Maar ook is het wel eens gebruikt om een grap uit te halen. Zo herinner ik me – het was in het jaar 1900 – dat op een stille, rustige tegenavond het klokje plotseling begon te beieren. De mensen stormden de huizen uit en verzamelden zich rond het raadhuis, elkander ondervragende wat er aan de hand was. Niemand wist het. Zelfs de gemeentesecretaris – J. Louwers, overleden in 1908 – die er vlak naast woonde, begreep er niets van.
Met een bos rammelende sleutels kwam hij buiten gelopen om het raadhuis te ontsluiten en met een paar omstanders de vertrekken te onderzoeken. Men vond niets verdachts. Ook de veldwachter kwam er aan te pas. Dat was Ant. Damen (veldwachter vanaf 1897 en overleden in 1924). Hij was een man met zeer veel verbeelding: hij zou het geheim wel ontsluieren.
In zijn gewone, logge gang – hij was zeer corpulent – en met een revolver gewapend, inspecteerde hij alle delen van het gebouw, tot zelfs de vliering en de nok van het dak. Alles zonder resultaat. Sprakeloos keerde de veldwachter huiswaarts naar “ons Mie” zoals hij zijn wederhelft noemde. En ondertussen kletste het klokje maar steeds ongestoord en rusteloos door. Ook het volk droop af, onvoldaan en morrend, dat het op zulk een geheimzinnige manier was beetgenomen.
Een grappige schooljongen van 14 jaren, uit de buurt, kon zijn guitenstreek niet verzwijgen en vertelde aan ieder die naar hem wilde luisteren, dat hij de dader was van het bedreven feit. Hij had namelijk en lange, dunne ijzerdraad aan de klepel bevestigd, zich verscholen in de struiken van de naastgelegen weilanden en van daaruit het klokje in beweging en het dorp in opschudding gebracht.