Op maandagmorgen 31 januari 1938 gaat de hoogzwangere Miet van den Oetelaar-van Oorschot (1908-1992), even naar de Sparwinkel aan de overkant van de Kruisstraat in Zeelst. “Goh wat jammer Miet dat je nog niet bent bevallen, we horen net op de radio dat onze koningin is bevallen van een dochter. Wat jammer dat hij er bij jullie nog niet is”. “Oh, dat kan nog makkelijk”, zegt Miet, “de dag is nog niet voorbij”. En jawel hoor, later op de dag wordt dochter Doca geboren, het achtste kind uit de serie van Miet en Jan die 17 kinderen tellen zal.
Niet bijzonder
Grote gezinnen zijn tot in het midden van de vorige eeuw niet heel bijzonder, gezinnen met meer dan tien kinderen komen regelmatig voor. In Zeelst hebben ze er bijvoorbeeld bij Verberne, Van den Boomen, Smits en Scheepers allemaal tien of meer. En natuurlijk hebben ze daarbij in pastoor Van Welie een verwoed supporter. Hij staat daarin niet alleen. Dankzij deze wijd verbreide ‘geestelijke bijstand’ kan Rooms-katholiek in de twintiger jaren van de vorige eeuw weer de meest voorkomende religie in Nederland worden.
Oorlog
Als Doca net twee wordt, breekt de oorlog uit en wordt het er thuis op de boerderij van Miet en Jan niet gemakkelijker op. De Duitsers hebben het plan opgevat om pal achter de boerderij een kampement te maken voor huisvesting van officieren die op het nabijgelegen vliegveld werken. Het krijgt de vorm van een goed gecamoufleerde woonwijk en zal tijdens de oorlog ook nooit worden aangevallen. Het is het nu nog bestaande Borghoutspark. Het kost Jan 5 ha van zijn goeie landbouwgrond.
Uit logeren voor de kost
Om het gezin draaiende te houden helpen alle kleine beetjes. Zo gaat Doca vanaf haar derde levensjaar bij opa en oma van Oorschot wonen, een paar honderd meter verderop op de Biezenkuilen. Ze blijft hier tot haar achtste en helpt mee op de boerderij van opa. In de eerste jaren na de oorlog is het nog niet gebruikelijk dat er na de lagere school verder wordt geleerd. Thuis kunnen ze genoeg handen gebruiken, maar ook bij ooms en tantes in de buurt is hulp altijd welkom.
Iets van niets maken
Touwtjes worden geverfd om te dienen als schoenveter en zondags gaat men in drie ploegen (er zijn 4 missen) naar de kerk zodat ze om beurten schoenen aan kunnen trekken: “Je kon het niet maken om op je klompen naar de kerk te gaan”. Om het in de winter ietsje behaaglijker te hebben in bed wordt een steen op de kachel verwarmd en vervolgens in kranten gewikkeld mee naar bed genomen. En zo wordt de steen ’s avonds nog een paar keer opgewarmd om van dienst te zijn voor een ouder familielid. Het eten komt zoveel mogelijk van de eigen boerderij; iedere dag een emmer aardappelen, groenten uit eigen tuin. Eigen slacht zorgt voor het varkensvlees.
Foto: Het gezin van Jan en Miet van den Oetelaar telt 17 kinderen. Doca staat in de middelste rij, 3e van rechts.