Cees Sleegers is te Veldhoven geboren op 13 mei 1919. Zij ouders hebben in de Dorpstraat een kruidenierszaak en vader Sleegers is daarnaast schoenmaker. In 1938 wordt Cees opgeroepen voor militaire dienst en ingedeeld bij het 2e Regiment Infanterie te Venlo.
In de kazemat
In de nacht van 9 op 10 mei 1940 lijden de Nederlanders zware verliezen als de Duitsers in Limburg de Maas proberen over te steken. In kazemat G-141 ter hoogte van Grubbenvorst zijn alle militairen uitgeschakeld. Op één na. De 21-jarige Veldhovenaar Cees Sleegers verijdelt met karabijnvuur diverse pogingen van de Duitsers om in rubberboten de Maas over te steken.
Om zijn trefzekerheid te verhogen verlaat hij zelfs de kazemat. Zo biedt hij 6 uur lang tegenstand aan naar verluid 400 Duitse militairen. Wonderwel overleeft hij de hel. Maar leeuwenmoed maakt niet onschendbaar. Zwaargewond belandt Cees in Venlo in het ziekenhuis, met enkele kogels in zijn buik en een granaatscherf in zijn rug. Liggend tussen Duitse soldaten wordt hij met veel respect behandeld, terwijl mensen uit Grubbenvorst hem bloemen sturen. Pas na zes maanden mag hij het hospitaal verlaten.

Op 15 juni 1946 wordt hij voor zijn heldenmoed beloond met de hoogste militaire onderscheiding en wordt hij benoemd tot Ridder der 4e klasse der Militaire Willemsorde.
Het verzet blijft
De ervaringen aan de Maas hebben hem niet klein gekregen. Na zijn herstel blijft hij het de bezetter moeilijk maken. Hij helpt mannen die ondergedoken zijn aan bonkaarten voor levensmiddelen en maakt valse persoonsbewijzen voor mannen die aan de Arbeitseinsatz willen ontkomen. Hij helpt gestrande geallieerden om via kerken en kloosters naar Frankrijk en Spanje te ontkomen. Bovendien overvalt hij enkele distributiekantoren in de omgeving van Veldhoven om aan bonkaarten te komen en is hij betrokken bij de smokkel van wapens vanuit België voor verzetsgroepen in Nederland. Een poging om over te steken naar Engeland om van daaruit de strijd tegen de bezetter op te pakken mislukt. In 1943 moet hij zelf onderduiken. Na de bevrijding van Veldhoven op 18 september 1944 is hij enkele maanden groepscommandant bij de Blauwe Jagers.
Veroordeeld
Na de oorlog hervat hij zijn militaire taken. Bij een verhuizing van Lille naar Vught wordt hij bestolen van 17.000 Franse Francs, eigendom van de Nederlandse Staat. Hij raakt in paniek, begint een zwerftocht door Frankrijk, keert uiteindelijk terug en wordt in Nederland in oktober 1945 veroordeeld voor ‘desertie en het wederrechtelijk toe-eigenen van 17.000 Franse Francs’. De straf is naar verhouding licht: een maand gevangenisstaf met een proeftijd van twee jaar. Merkwaardig genoeg wordt hij juist in deze ellendige tijd voorgedragen voor de Willemsorde.
Trauma’s
De oorlogservaringen hebben hun sporen nagelaten. De verwondingen aan de Maas hebben o.a. zijn maag ernstig beschadigd. Hij kan slecht eten en heeft voortduren een zwaar gevoel op zijn maag. Minstens zo erg zijn de psychische verwondingen: hoofdpijn, gevoelig voor geluiden, zweetaanvallen, nervositeit, vermoeidheid, concentratiestoornissen, depressieve aanvallen en aanvallen van agressie zonder directe aanleiding. Het zijn littekens die hij de rest van zijn leven meedraagt en die ervoor zorgen dat zijn huwelijk al na 5 maanden strandt.
Op 6 september 1965 komt hij bij een eenzijdig ongeluk om het leven. Bij Arendonk raakt hij van de weg en rijdt tegen een boom.