De laatste decennia zijn veehouderijen in het verdomhoekje terecht gekomen maar tot halverwege de 20e eeuw is de veestapel een groot goed: voor de slacht, de melk, de boter maar ook – zeker tot de komst van het kunstmest – voor de stalmest.
Eind 19e eeuw wordt de veestapel in Brabant omschreven als “een der belangrijkste bronnen van welvaart”. Vele eeuwen vormen landbouw en veeteelt de kern van onze samenleving. Bij de totstandkoming van de gemeente Veldhoven in 1921 staat de helft van het totale grondoppervlak (4286 ha) in dienst van de landbouw en veeteelt.
Het verbeteren van runderrassen staat hoog in het vaandel. In elk gehucht in Veldhoven hebben de boeren samen een springstier die de honneurs waarneemt. In Veldhoven-Dorp houden de springstieren van de familie Tils van 1863 tot 1938 de veeteelt op peil. In 1948 wordt in Oerle het K.I. station opgericht dat tot 1996 heeft bestaan. Particulieren springstieren worden overbodig. Eén van de kostbaarste stieren van het K.I.-station, Anna’s Dempsey, zorgt in de Kempen voor 30.000 kalveren.
Foto: K.I.-springstier met helpende hand.