Mijna van der Meeren is in de jaren 60 van de vorige eeuw in Veldhoven-Dorp een begrip geworden. Uit haar huwelijk met Wim Dirks had Mijna vijf kinderen gekregen. Na zijn overlijden hertrouwde Mijna met Piet van der Meeren met wie zij zes kinderen kreeg. Piet werd invalide. Met elf kinderen en een invalide man was het vaak snabbelen om rond te komen.
Maar Mijna ging nooit bij de pakken neer zitten. Om wat extra’s te verdienen, besloot ze in 1963 op 56-jarige leeftijd aan haar woonhuis op de Heerseweg, hoek Heiberg, een winkeltje te beginnen. De winkel kreeg de naam ‘De Huifkar’, maar behalve enkele ingewijden zullen dat maar weinig mensen geweten hebben. In de volksmond was het ‘Mijna’s winkeltje’.
Als je als kind een paar centen had om aan snoepgoed te besteden, ging je naar Mijna. Ik ben efkes naar Mijna, zeiden wij thuis. In Mijna’s winkeltje was het als kind uit al dat verleidelijke snoepgoed moeilijk kiezen. Het was wikken en wegen welk dröpke of welk snuupke het deze keer zou worden. En Mijna wachtte vriendelijk en geduldig af. Altijd. Ze was ook nooit te beroerd om achter eens te kijken of ze dat ene snuupke nog kon vinden dat jij zo begeerde. Uiteindelijk legde je de twee of drie centen neer en verliet met een gelukzalig gevoel Mijna’s winkeltje.
Maar Mijna was niet alleen bij de lagere school kinderen een begrip. Iedereen vond er wel wat van zijn gading. Als ’s morgens in alle vroegte de mensen op weg waren naar hun werk bij Philips, stond Mijna in haar ochtendjas klaar om ze van rookgerei te voorzien. Je kon die mensen toch niet in de steek laten, vond Mijna, ook al was het nog zo vroeg. Dat vond Mijna altijd en dus was haar winkeltje dag en nacht open. ’s Morgens, ’s avonds laat, op zondag. Als Mijna thuis was, kon je er altijd gauw efkes terecht, desnoods achterom. En Mijna verkocht van alles: behalve snoep en sigaretten ook ijs, bier, limonade, brood, melk, kortom alles waarvan ze dacht dat ze er klanten mee kon helpen. De mensen uit de buurt, de meiden die via Heers van Koningshof kwamen en zin hadden in snoep of ijs en zelfs politieagenten die efkes wilden verpozen. Ze zetten hun motor bij Mijna achter op de plaats uit het zicht van een toevallig passerende commandant. Een glas limonade ging er altijd wel in en ’s zomers lieten de handhavers van de wet zien dat het ook maar gewone mensen zijn die graag aan een ijsje likken. Ongetwijfeld knepen ze wel eens een oogje dicht als ze de waren zagen die bij Mijna lagen uitgestald, want het is niet zeker dat Mijna ook nog tijd had om overal een vergunning voor aan te vragen. In 1977 vond Mijna het welletjes. Ze was inmiddels 70 geworden, een mooie leeftijd om haar winkeltje te sluiten.
Mijna’s winkeltje. Wim Sonneveld had er zo een liedje over kunnen maken.
Louis Schats, februari 2019.