Op Schoot woonde, aan de rand van den Oeienbosch, het gezin van Harrie en Drieka van der Meeren. Het was alles behalve een doorsneegezin met een eigen levensfilosofie. Het gezin woonde niet alleen op den buiten, het leefde ook graag buiten, te meer daar het kleinbehuisd was. En dat is dan nog eigenlijk een eufemisme.
Uitzicht
Hunne Lewie was zo’n echt buitenmens. Hij kende den Oeienbosch als zijn broekzak. Ieder plekske, ieder peijke, ieder vögeltje, ieder nestje. Hij ging ook graag jagen. Om nog meer van de natuur te kunnen genieten had hij in de top van de lindenboom, die voor hun huis stond, ene stoel vastgemaakt zodat hij vanuit de stoel van het uitzicht op den Oeienbsoch kon genieten. Gerard van Maasakkers had er zo een liedje over kunnen maken: Ik heb in onze bôom unne stoel gezet, iets te los mer ’t gâ net.
Jo, de broer van Lewie, wilde zijn goede voorbeeld volgen. Hij klom ook met ene stoel in de lindenboom. Hij verzuimde echter de stoel goed vast te zetten. Op het moment dat hij erop ging zitten, donderde hij prompt met stoel en al naar beneden en kwam krek voor de fiets van Toon van der Linden terecht, die daar net aan kwam rijden om de contributie voor de bond op te halen. Toon kwam met de schrik vrij maar Jo hield er een hersenschudding aan over.
Buiten eten
Als het efkes kon, aten ze bij Van der Meeren buiten. Het was zomer en moeke Van der Meeren had de tafel gedekt, lekker in de schaduw onder de boom. Moeke hoefde nooit lang op haar eters te wachten want de Van der Meerens schoven gretig aan als het zover was. Flink spaaien als er gespaaid kon worden. Maar nu ontbrak er eentje. Tinie – die ook wel onze Platte werd genoemd – was nergens te bekennen. Efkes wachten dan maar. Hij zou zo wel komen.
Het bleef duren. Moeke schudde haar hoofd: “Waor zou onze Tinie toch öithangen?” Ze had de vraag nog maar net gesteld toen er een bom op tafel leek te ontploffen. De bom was Tinie die uit de boom kwam vallen. Hij was in de boom in slaap gevallen. Niet op ene stoel overigens, maar op ene tak.
Voetbal
Soms zijn er van die zaken die een generatie overslaan. Zo niet de boomincidenten bij Van der Meeren. De kleinkinderen van moeke Van der Meeren waren bij haar achter op de plaats aan het voetballen tussen de varkenskooi en de bosplak. Na een stevige trap kwam de bal ongelukkigerwijs vast te zitten in de tak van een boom, ver van de stam. De tak was te zwak om iemand te houden.
Terwijl iedereen stond te prakkezeren hoe ze de bal uit die boom konden krijgen, arriveerde Jantje Sanders – die altijd dronken was of daarnaar onderweg – op Schoot. Hij moest Piet – een andere zoon van Harrie en Drieka – hebben om zijn belastingformulier in te vullen. Hij zag de consternatie en door de drank overmoedig geworden, zou hij die jonge mannen wel eens wat laten zien.
Voor geen rede vatbaar klom hij in de boom en in de buurt van de bal gekomen, greep hij daarnaar. De zwakke tak kon hem natuurlijk niet houden en hij viel met zijn hoofd omlaag. Hij kon zich nog net vastgrijpen aan de onderste vrij stevige tak, anders had Piet het belastingformulier van hem waarschijnlijk nooit meer hoeven invullen. Toch was Jantjes tactiek niet tevergeefs geweest. De bal was net iets eerder beneden dan Jantje.