Dat we het met Piet van Keulen over een oer Zilstenaar hebben, blijkt al uit zijn geboorteplek: de Zilsterhei. Hij zag daar het levenslicht in 1888. Zijn ouders waren Lambert van Keulen (geboren in 1849) en Hendrina van Oorschot (geboren op 1852).
Hij was de tweede uit een gezin van vier kinderen. Daarvan overleden er twee al zeer vroeg. Piet trouwde in 1920 met Hendrica van der Mierden. Op de bovenstaande foto van zijn gezin staan acht kinderen. In 1932 overleden helaas de twee kleinsten. Daarna kwam nog Dineke ter wereld. Toen hij – op 31-jarige leeftijd – huwde, stond in de officiële documenten van de gemeente als zijn beroep, dat van sigarenmaker vermeld.
Veelzijdig
In die hoedanigheid werkte hij eerst bij ‘d’n Das’ (Velasques) en bracht het daar tot meesterknecht. Daarna begon hij voor zichzelf: een eigen fabriekje met vier man personeel. Dat fabriekje was gevestigd op de Heuvel, huisnummer negen.
Pietje (in het midden) voor z’n fabriekje. Links Vialle, en rechts van Piet: Mina van Gestel en Ciska Meulenbroek
Van Mien Vingerhoets (van de Ven) hoorde ik laatst dat dit pandje in de oorlog nog een tijdje gebruikt is als klaslokaal voor de lagere school. Maar goed, er werden dus sigaren gefabriceerd. Dat gebeurde onder de merknaam Pikeur. Piet, of eigenlijk is het ‘Pietje’, want zo noemde men hem vanwege zijn kleine gestalte, trok regelmatig zelf – op de fiets volgestapeld met kistjes sigaren – de regio in. Je zag het menneke dan bijna niet. Het leek wel alsof er een grote stapel sigarenkistjes door de Peel fietste. Schoondochter Paula herinnert zich nog – als ze op bezoek gingen naar tante Zuster, die in Asten in het klooster zat – dat schoonvader steeds de plekken aanwees waar hij sigaren aan de man had gebracht. Zoals in Asten bij het café van Narres van Diepen. Maar zijn fietsgebied reikte wel tot aan plaatsen als Stampersgat en Ravesteijn. Hij leerde zo, om al snel de kost te verdienen omdat zijn moeder vroeg weduwe was. Een harde leerschool. Deze zou mede van invloed zijn op z’n latere leven. In de tweede wereldoorlog kwam er de klad in de sigaren; het fabriekje werd gesloten.
Piet zou zich verder ontwikkelen tot een hardwerkende, sociale en veelzijdige mens. Recht door zee, maar niet altijd gemakkelijk voor zijn omgeving. Hij moest het niet alleen hebben van de sigaren. Met zelf verdiend geld bouwde hij café de Gouden Leeuw. Een mooi pand. Toen nog met karakteristieke veranda. Nu wordt hetzelfde café onder de naam Sint Joris succesvol door kleinzoon Ton uitgebaat. Dat is dus de derde generatie van Keulen. Vermakelijk is de opmerking welke Pietje maakte toen kleinzoon Ton werd geboren. Hij was natuurlijk benieuwd hoe zijn nieuwe kleinkind heette. Bij het horen van de naam was ie daar niet meteen enthousiast over:“Hoezo Ton, het is toch geen bierton”, zo klonk het. Maar dat trok snel bij en veranderde later in trots. Plaatselijke ontwikkelingen gingen hem na aan het hart. Daarom had hij zitting in de gemeenteraad van Zilst. De (nieuw)bouw van huizen vormde in die ontwikkeling een belangrijk onderdeel. Een deel van die nieuwe huizen was in het bezit van Woningbouwvereniging Sint Lucia. Het dan ook niet zo gek dat hij daar voorzitter van werd.
Herenkapper
In zijn militaire dienst had Piet in Willemstad het kappersvak geleerd en bracht het er tot bataljonskapper. De fijnere kneepjes onderging hij bij Nol van de Heuvel in Eindhovens stadsdeel Gestel. In feite was zijn echte beroep, dat van kroegbaas. Maar de opgedane ervaringen gebruikte hij om daarnaast het vak van herenkapper uit te oefenen. Een ander beroep erbij, was in die tijd de gewoonste zaak van de wereld. Daaruit blijkt wel dat het kasteleinschap voor de meesten niet echt een vetpot was, hoewel er weinig mensen in ons dorp lid waren van ‘de blauwe knoop’. Knippen en scheren deed Van Keulen tot op hoge leeftijd; met 72 jaar sprong hij nog vaak bij zoon Bert – eveneens een knippende kastelein – in. Een leuke anekdote uit die periode is die van boswachter Van de Velde. In die tijd had je nog veel hartstochtelijke jagers in het nog behoorlijk bosrijke Zilst. Piet was er één van. Onlosmakelijk daarmee verbonden was eigenlijk het stropen. Voornamelijk op de late avond of nacht.
De jager Pietje, samen met Janus de Lepper. En drank hoort erbij…
Daarbij werd hij een betrapt door genoemde boswachter. Tielemans, de vader van de latere bakker van de Kruisstraat, zou hem daarbij ‘verraden’ hebben. Toen deze Tielemans de eerstvolgende keer kwam om geschoren te worden, stond de barbier op scherp. Nadat hij hem de doek had omgedaan, flink had ingezeept, en het scheermes in de aanslag, kon hij zich niet langer inhouden. Met het vlijmscherpe mes op de keel stelde hij z’n slachtoffer voor de keuze: toegeven dat hij Pietje verraden had of…. Wat in de gegeven omstandigheden het snelle antwoord was, laat zich licht raden. En of de klodder bloed die voorbijgangers bij het slachtoffer zagen, afkomstig was van een minuscule wraakactie van ons barbierke, vertelt het verhaal niet.
Pietje met zijn vangst
Als je aan hem terugdenkt, dan kun je niet heen om zijn slepende manier van lopen. Daarbij werd de grond bij elke stap stevig aangetikt. Dat was het gevolg van een ongeluk. Gezeten achterop de motor bij Pei Eliens, kwam zijn grote teen namelijk tussen de ketting en hij raakte die daarbij kwijt. Zijn ‘vrienden’ Piet van Eeten, Jan van Hest en Pei Eliëns reageerden daarop met pure galgenhumor. Het illustere drietal raapte de teen op en stopte het bloederige lichaamsdeel vervolgens in een sigarenkistje. Daarna togen de dapperen naar het kerkhof, waar ze het doosje onder de heg door schoven. Eén van hen maakte daarbij de opmerking welke bijna een eeuw na dato nog nagalmt ”en Pietje volgt vanzelf nog wel”.
Goudeerlijk en driftig
Qua karakter was Pietje van Keulen een man van weinig omwegen, maar wel goudeerlijk. Driftig ook, zo nu en dan. Dat weten de jongens die zijn kersenboomgaard aan de Willibrordusstraat stiekem bezochten en plunderden. Dan kwam ook de jager in hem bovendrijven. Hij was niet te beroerd om de deugnieten met een schot hagel te verdrijven. Uit de overlevering komen dan steeds de namen van Toontje Verstappen en Thieu Baetsen bovendrijven; ze zouden beiden een schot hagel in de billen hebben gekregen. Maar ook voor zoon Bert – vader van de huidige uitbater Ton, en bij leven één van de betere 3-banden biljarters van Nederland – was hij niet altijd gemakkelijk. Soms sliep de zoon wat langer uit. Misschien omdat ‘t in het café laat was geworden. Of, omdat hij niet zo goed uit bed kon. Op een morgen was het weer eens een keer ‘zu weit’. Pietje werd er ongeduldig van. En hij besloot andere middelen in de strijd te werpen. Met een emmer koud water ‘sloop’ hij naar boven. Nou ja, sluipen was het niet echt. Bert had het kabaal allang gehoord voordat zijn vader boven was. Met een buitengewone helderheid van geest pakte hij het hoofd met pruik (afkomstig van de kapsalon van z’n zuster Lena) dat zich op de slaapkamer bevond, stopte het ding vlug half onder de dekens, en maakte zich vervolgens uit de voeten. Nietsvermoedend, wierp vader de emmer water enkele tellen later met een venijnig gebaar over dekens en kussen. Bert, die achter de deur stond opgesteld, kon zijn lach niet bedwingen. Typerend is ook het voorval met de kam. Toen Pietje dit onmisbare werktuig een keer kwijt was, vroeg hij zijn zoon op strenge toon waar deze hem gelaten had. Bert antwoordde naar eer en geweten: ’In de kammenbak’. Het verwijt van pa was vervolgens droogweg: ‘Wie legt ‘m nou in de kammenbak’!
Fataal
De hartkwaal, welke hij lang verborgen had gehouden, werd hem in 1965 fataal. Hij fietste daarbij zelf naar het ziekenhuis. Daar overleed ‘de barbier van Zilst’, drie weken later. Hij werd 76 jaar. Op zijn bijzondere manier, als sigarenfabrikant, kastelein, jager, raadslid, bestuurder en kapper, drukte hij een bijzonder stempel op het toenmalige leven in Zilst.