Dorpsgenoten

Piet de Jong

De manier waarop politieman Adrianus, alias Piet, de Jong vanaf 1935 tot 1967 in Zilst als wetshandhaver actief was, heeft veel indruk achtergelaten. Je zou het in de huidige tijd bijna niet durven zeggen, maar toch was de Jong een populaire politieman, een legende eigenlijk. Direct, doortastend en niet bang om – zelfs in zijn eentje – bendes aan te pakken, en misdaden op te lossen.

Onze wereld was klein en te overzien. ‘s Morgens vroeg zag je de zon in Zilst nog boven het groen van de Biezenkuilen en het Akkereind op komen. Daar, waar illustere en prachtige familie’s als de Van Vlerkens, Rendersen en Van Boekels op hun boerenbedrijven het vlakke en weerbarstige land naar hun hand probeerden te zetten. Waar ze zaaiden in wind en regen, oogstten en zweetten op de heetste uren, en waar ze vooral veel kinderen kregen. Aan het einde van de werkzame dag verflauwden de zonnestralen. In een zee van omfloerste kleuren zonk de gloed langzaam, en steeds dieper, weg achter de vervagende contouren van het Heike. Waar het “geen nood, geen nood, want hier komt Waterschoot”, allang was verstorven. Totdat de duisternis viel over ons dorp en de geluiden er helemaal verstomden. Niet veel later zou de nachtrust zijn intrede doen.

Vaste rituelen
In ons dorp ging echter veel meer schuil dan wat dit weemoedige en romantische beeld wellicht oproept. De wereld was bezig zich in rap tempo te veranderen. Ook onze beperkte wereld. Nog altijd woonden grootmoeders in bij hun getrouwde zoon of dochter, maar niet lang meer. En zondags zaten de kerkdiensten nog vol aandachtige parochianen. Met vooraan de nonnen die bij tijd en wijle hun rozenkrans aan stukken baden, waarbij de op het plankier vallende kralen de plechtige kerkstilte bruusk verstoorden. Niet lang meer. Processies met tientallen vrome engelen in mensengedaanten baarden geen opzien, maar trokken – als een vanzelfsprekendheid – een paar keer in het jaar door de straten of zandwegen aan een ingetogen publiek voorbij. Vaste rituelen, daar viel niet aan te tornen. Zoals ook het slachten van varkens door de boeren, één of twee keer per jaar. Het fijnste deel ervan, de kerbenêi, werd bij de pastoor afgeleverd. Uit dat alles blijkt dat het Rooms Katholieke leven nog springlevend was. In 1952 werd de kerk Zilst zelfs nog verbouwd en ging het aantal plaatsen van 650 naar 1000!

De veldwachter grijpt in
Soms werd het ritme van dogmatische volgzaamheid doorbroken. Mensen barstten dan met geweld uit de tredmolen van hun nogal saai leven van hard werken. Zoals dat gebeurde met de Kermis. Door overmatig gebruik van drank ontstonden er niet zelden vechtpartijen. De dorpsveldwachter moest er dan aan te pas komen. In Zilst was die man van het gezag, Janus de Jong, alias Piet, ook wel de sheriff genoemd. Hoewel zijn voornaam Adriaan was, noemde iedereen hem Piet. Een man die eens bij hem op bezoek was, vroeg wat zijn voornaam was. De Jong zei voor de grap: Piet. Sindsdien is hij de naam nooit meer kwijt geraakt en kende iedereen hem zo.

Adrianus de Jong met zijn bouvier Kabi

Zijn optreden oogstte alom grote bewondering. Het liefst ging hij problemen in zijn eentje te lijf. Omdat hij vond dat je dan het meeste kon bereiken bij de mensen. Niet alleen zijn handelen, maar ook zijn imposante gestalte, dwong ieders respect af. Op 14 april 1906 werd hij in Oosterhout geboren in een gezin van vijf kinderen. Toen Janus 2 jaar was, stierf zijn vader. Om de kost te kunnen verdienen, begon zijn moeder er na de droeve gebeurtenis een kruidenierswinkel. Na een scholing tot timmerman volgde hij als jongeman een politieopleiding. In 1928 werd hij straatagent in Eindhoven. Vijf jaar later kwam hij als gemeenteveldwachter naar ons dorp. In 1935 betrok hij zijn nieuwe woning aan de Kruisstraat. Daar hield hij tevens bureau. Van de officier van justitie te ‘s-Hertogenbosch kreeg hij de speciale opdracht mee: Zilst te zuiveren van misdadige elementen. En dat was niet voor niets!

De ‘veldwacht’ van Veldhoven eind jaren 30, v.l.n.r. De jong, Daamen, Roza en Mennen

In Zilst was destijds een bende actief, die zich vooral bezig hield met smokkel en diefstal. Ze schuwden daarbij het geweld niet. Hun leider was een zekere Cis de Bie uit Oss. Veldwachter De Jong pakte ze hard aan. Op een zaterdagavond wilden de mannen ‘onze’ politieman te grazen nemen. Maar deze was daarvan op de hoogte. Door een tip van pastoor De Bont (!). Hij toog op zoek naar de bende, die zich die avond ophield in café ‘Den Hoek’. Om De Jong naar binnen te lokken, wierpen de mannen flessen bier op straat, onder geroep en scheldpartijen. Janus, alias Piet, draaide zich om. Hij ging naar huis en pakte er een grote rasp. Weer terug bij Den Hoek, haalde hij bij binnenkomst in het café meteen de rasp door de rijke haardos van één van de boeven. Het gereedschap raakte vast in diens haren.

De Jong sleurde hem er aan naar buiten. Daar bleef het bendelid hevig bloedend en buiten bewustzijn liggen. De andere bandieten waren zo overdonderd door deze actie, dat ze naar buiten vluchtten. De Jong sleepte het bendelid verder mee naar het cachot tegenover de kerk, en sloot de man op. Toch niet helemaal gerust, belde hij dokter Broos op, met het verzoek om de arrestant te onderzoeken. Na het attest van de arts, bleef de verdachte die nacht in de cel. Op zondagmorgen kreeg de man, terwijl het kerkvolk verbaasd toekeek, weer zijn vrijheid. De schrik zat er nu kennelijk goed in. Want de bende hield zich voortaan erg rustig. Evengoed voldeed hij aan het verzoek van de pastoor om lastige mensen uit de kerk te verwijderen. In die tijd zaten er achterin nog wel eens, wat men ‘losbandige elementen’ noemde. Ze toonden geen eerbied voor wat er in de kerk gaande was, deden aan kaartspelen, en vielen andere kerkgangers lastig. De Suisse (kerkelijke ordebewaker) had er geen vat op. Maar de Jong wel! Vanaf het ‘koor’ achter in de kerk keek hij eerst wat er zich beneden hem afspeelde, om er daarna de lastposten uit te pikken en deze met harde hand te verwijderen.

Ondergronds In de oorlog moest De Jong mensen ophalen, die in Duitsland te werk zouden worden gesteld. Hij waarschuwde hen vooraf, zodat ze konden vluchten. Ook op andere manieren werkte hij de Duitsers zoveel mogelijk tegen. Als lid van de ondergrondse vervalste hij persoonbewijzen. Meerdere malen heeft hij zelf de nacht doorgebracht bij Van de Oetelaar, die tegenover hem woonde op de Kruisstraat. Dat gebeurde wanneer hij vermoedde dat de Duitsers een inval in zijn woning zouden doen. Later in de oorlog sliep hij – voor zijn eigen veiligheid – niet meer thuis, maar in sigarenfabriek Duc George. Na afloop van de oorlog, werd hij postcommandant. Verschillende belangrijke zaken heeft hij in die hoedanigheid op weten te lossen. Zoals een varkensdiefstal. Maar ook de bekende ‘lood en zinkdiefstal’ van de kerk van Zilst. Hij arresteerde tevens J.v. DDT. V., die zijn collega smokkelaar Van de S. uit Veldhoven vermoord had (zij maakten deel uit van de bende van Zilst). Met zijn opmerkelijke speurderskwaliteiten helderde hij ook de diefstal op, van de drie kelken uit de sacristie van de Sint Willibrorduskerk.

De Jong met dienstmotor

Nozems

In de ‘nozemtijd’ ging De Jong – op zijn beruchte motor met zijspan – de strijd aan met de nozems die Zilst onveilig maakten. Zoals ze toen zeiden: hij war van dun duvel nie bang. De charges van de politie op de Heuvel trokken veel belangstelling van de plaatselijke inwoners. Gedurende een aantal zondagen stond de Heuvel vol met mensen. Ze kwamen af op het spektakel van de hevige knokpartijen tussen de politie en de nozems uit Gestel en Strijp. Met de caféhouders had Piet een goeie band en hij ging er soepel mee om. Mocht het gebeuren dat een café de sluitingstijd overtrad, dan viel er met een borreltje veel te regelen. In 1954 werd De Jong bevorderd tot adjudant. Zijn fijnste tijd vond hij de beginperiode in Zilst. Toen hij elders promotie kon maken als commandant van politie, heeft deze gezagsdrager van het oude stempel dat niet gedaan. Hij had het te goed naar zijn zin in Veldhoven, waar hij zich ook met zijn hobby’s jagen, timmeren en zijn vogels bezighield. In 1967 moest hij wegens gezondheidsreden stoppen met zijn werken. Lang genoten van zijn dikverdiende pensioen heeft hij niet, want Adrianus de Jong stierf twee jaar later, op 63- jarige leeftijd. Nog altijd wordt, door de Zilstenaren die hem van nabij hebben gekend en meegemaakt, met grote bewondering en ontzag over deze opmerkelijke handhaver van de wet, de sheriff van Zilst, gesproken.

Meer dorpsgenoten

Jan van Beers

Voor de inwoners van Zeelst was Jan decennialang een vertrouwd gezicht. Van velen kende hij het persoonlijke wel en wee.

Dokter Frans Raymakers

Bijna 45 jaar heeft deze kundige, zeer geziene man in Veldhoven en verre omgeving ontzettend veel werk verricht tot heil van zijn patiënten.

’t Misterke van Oerle

Een legendarische persoon uit Oerle in de 20e eeuw is ’t Misterke. Klein van stuk, maar groot van waarde.

Cees Sleegers

In z’n eentje biedt hij zes uur lang tegenstand aan naar verluidt vierhonderd Duitse militairen.

Pietje van Keulen

De barbier van Zilst. Recht door zee, maar niet altijd gemakkelijk voor zijn omgeving.

Janus van der Velden

Kleurrijk ondernemer. Van al zijn ondernemingen is Janus nooit echt rijk geworden, maar rijk als mens des te meer.

Janus Hagelaars

Engelandvaarder en een van de eerste Nederlandse commando’s.

Jan Segers

Veldhovense schilder die veel dorpsbeelden uit het verleden vastlegde.

Piet Rijkers

Als je ‘het Zilster Volkslied’ zegt, dan zeg je Piet Rijkers.