Door de eeuwen heen zijn onze voorouders geteisterd door brandstichting. Oorlogshandelingen, rondtrekkende bendes of de plaatselijke pyromaan doen de vooral uit hout en stro opgetrokken behuizingen branden als fakkels. Met emmers moet bluswater uit de waterputten worden gehaald. Een hopeloze strijd.
Ter dood veroordeeld
In de jaren 30 van de 18e eeuw wordt Zeelst opgeschrikt door een pyromaan, kleermaker Adriaan Bouwens. De circa 50-jarige Bouwens is gekend als een onbehouwen stuk vreten, berucht om zijn bedreigingen. Uit een verklaring van de schepenen van Zeelst op 10 juli 1739 blijkt dat Bouwens op dat moment is gedetineerd in Den Bosch. Hij wordt ter dood veroordeeld door middel van ophanging. In het vonnis wordt bovendien bepaald dat zijn stoffelijk overschot moet worden ‘geblakerd’. Dat wil zeggen dat postuum brandwonden worden aangebracht bij wijze van extra vernedering. In januari 1740 wordt het vonnis voltrokken.
Duidelijk
Op 27 juli 734 is Geertruij Tops, de weduwe van Wouter van Dijk, het eerste slachtoffer van de brandstichter. Na de aanhouding van Bouwens in 1739 verklaart zij dat hij bij haar een kamer huurde maar dat zij de huur had opgezegd vanwege zijn wangedrag: het vangen van kippen en het kapot maken van haar hond. Bouwens dreigde haar huis af te branden.
Het blijft rustig tot 10 april 1736. In de Heistraat worden vijf woningen in as gelegd. Blijkbaar wordt er later onvoldoende bewijs gevonden om deze brand toe te schrijven aan Adriaan Bouwens want in het vonnis wordt deze brand niet vermeld.
Op 22 maart 1739 wordt het huis van Maria Gerits Bijnen aan de Linde op Djept in brand gestoken. Zij raakt alles kwijt, 12 jaar later is haar huis nog niet opgebouwd en is zij tot debedelstaf verheven.
Het is de Zeelster gemeenschap nu wel duidelijk wie de dader is. Dat moet kleermaker Adriaan Bouwens zijn. Geboren in Oerle, daarna woonachtig in Oirschot en sinds enkele jaren inwoner van Zeelst. Iemand ‘van buiten’.
Adriaan én Jenneke
Enkele maanden later is het op 23 juni 1739 opnieuw raak. Op Djept worden vijf woningen in as gelegd. Adriaan en zijn vrouw Jenneke Snijders zijn bewoners van een van deze woningen. Op 5 en 29 augustus 1739 worden door getuigen veel belastende verklaringen afgelegd jegens Jenneke en Adriaan. In de getuigenissen wordt veel belang gehecht aan het feit dat Jenneke, zelf ooggetuige, geen ‘help’ of ‘brand’ heeft geroepen. Voorts lag de huisraad van Adriaan al voor de brand buiten en wel in de hof van de windzijde af. Jenneke had een half uur voordat de brand uitbrak, een lat uit het dak gehaald waarmee zij vuur was gaan halen bij Joannes Cuijpers.
Kansloos
Enkele dagen na de laatste brand zijn Bouwens en zijn vrouw opgepakt. Als zij op veilige afstand in de gevangenis verblijven, komen de verklaringen los. De kleermaker is kansloos en wordt zonder veel omhaal ter dood veroordeeld op grond van de brandstichtingen op 27 juli 1734 en 22 maart en 23 juni 1739.
De tekst over de pyromaan is samengesteld op basis van ‘Veldhoven van Toterfout tot heden’, Jean Coenen, 2006, pg 175 en een artikel in het ED van Arnold Mandemaker op 18 juli 2008 met de reactie daarop van Jan Bressers. Lees hier het artikel.
Foto: Leren brandemmers uit de 18e eeuw (Beeldrecht: Quellinus).







































































