Stel je voor: de gemeente laat weten dat zij vanwege een ernstig woningtekort jouw huis heeft aangewezen voor huisvesting van vier mannen. Niemand wacht op zo’n toewijzing. In de oorlog was dat een normale procedure.
Ad van der Linden (91) en Cor van Kasteren (85) kunnen er over meepraten, al wordt die periode (1940-1945) wel herinnerd als kind. Beiden kennen nog de leuke voorvallen, de prettige momenten. Toch weten zij uit eerste hand dat inkwartiering echt geen pretje was. Hun verhalen vullen elkaar aan. Logisch als het verleden zo ver is, maar ook zo vers in de herinnering. De vragen worden door beiden beantwoord.
Was de bezetter ook in jullie huis een bezetter, of misschien wel bezitter?
Ingekwartierde soldaten waren niet per definitie de bevelhebber in huis. Een voorbeeld: Om slijtage te beperken hadden de laarzen spijkers in de zool. Als soldaten met laarzen aan de trap opgingen werden ze resoluut door moeder naar beneden gehaald. Vader wees er overigens vaak op dat er ook goeie Duitsers waren. Die waren in de meerderheid. Je was bang voor mannen in het zwart, Duitse- en vooral Nederlandse SS’ers.
En aan tafel?
Het systeem was gebaseerd op angst. Je moest schrik voor ze hebben. Delen was er niet bij. Als je geluk had, kreeg je het beschimmelde zuurdesembrood dat zij zelf niet meer lustten. Dieren mocht je niet houden, die vraten immers mee van het weinige voedsel. Je moest zo wel een hekel aan de Duitsers krijgen. De fiets werd in de tuin begraven, een magneet onzichtbaar verstopt achter de meter. Kolenstook werd roofhout uit de bossen. En met het vliegveld in de buurt mochten we ‘s-avonds absoluut geen licht uitstralen. Je lag er ook vroeg in, met z’n vieren in één bed. Bij hun vlucht, vermoedelijk op dolle dinsdag, hadden wij veel schik. Op fietsen, op kar met paard, in wanorde sloegen de Duitsers op de vlucht. Een hele colonne, vanuit België.
Bleef het in huis bij Duitsers?
Bij Cor thuis was dat wel zo, bij Ad lag dat anders. Begin mei 1940 had zijn zwaar zwangere moeder nog een bezoek gebracht aan familie in Venlo/Blerick. Door bombardementen kon ze aanvankelijk niet terug. Dat was misschien de spannendste periode in de oorlog. Die familie kwam na de bevrijding naar Veldhoven. Het ging wel, al werd er soms voor 22 man gekookt. Je moest creatief zijn. Zo had je Philiprak uit de kantine van Philips en nog zo’n creatieve vondst, Petazzi: aardappelen met wat erbij. Er kwamen ook nog Engelsen. Die werden vanuit Boxmeer ingekwartierd.
Britse kostgangers waren makkelijker?
Hun positie was natuurlijk die van winnaar. Belangrijker vinden Ad en Cor het verschil in mentaliteit. De Duitsers hadden op het laatst niets meer uit te delen. De Britten wel en deden dat ook.
Toch had de familie Van Kasteren tot in de jaren vijftig nog contact met de Duitse familie Oys. Aan de basis daarvan lag volgens Cor het besef dat de oorlog uiteindelijk alleen maar slachtoffers kent.
Foto: Ad van der Linden (l) en Cor van Kasteren.