In de 17e eeuw is ‘Toebach suyghen’ een dure hobby voor de elite, die met haar rijkdom wil pronken. De betere tabak moet dan van verre komen. Na een copieuze maaltijd in zijn buitenhuis of grachtpand trekken de gastheer en zijn mannelijke gasten zich terug in een aparte rookkamer om uit te buiken en een pijpje te smoren. De gouwenaar, Goudse pijp, wordt al vanaf 1617 te Gouda vervaardigd. In de Brabantse brandpreventievoorschriften van 3 december 1828 staat dat roken alleen toegestaan is als de pijp van een behoorlijk dopje is voorzien. De sigaren komen later.
Tabakstrippen is het verwijderen van stelen en hoofdnerven uit tabaksblad. De strippers verdienen dan 2,5 tot 3,5 cent per pond. Hoe laag zo’n loon is, is tegenwoordig pas echt te begrijpen met de kennis dat een pond afgeleverde tabak maar liefst zo’n 4 à 5 kwartier werk kost. Naast weven en spinnen is dit een ook een vorm van huisarbeid voor de Veldhovenaren.
Sigaren uit de fabriek
In 1826 wordt in Kempen de eerste Nederlandse Sigarenfabriek opgericht. In 1860 telt Eindhoven 24 sigarenfabrieken waar 235 mannen boven de 16 jaar werken en 300 kinderen. Veldhoven kent vergelijkbare cijfers met grote fabrieken als Duc George en Velasques. De tabaksstripperij wordt in feite door kinderarbeid in stand gehouden. Deze misstand verdwijnt door het kinderwetje van Van Houten (1874) die kinderarbeid onder de 10 jaar verbiedt. Ook heeft de tabakswet nog een positieve invloed door het invoeren van accijns. Sigaren mogen alleen verkocht worden als er een banderol (accijnszegel) om zit. Het sigarenbandje met veel rood en goud gaat daar als camouflage overheen. Het is ook de start van een nieuwe en populaire hobby, namelijk het verzamelen van sigarenbandjes.
Eigen teelt
In de oorlog komt de ‘eigen teelt’ weer in zwang. De kwaliteit van de inlandse tabaksplantenplanten is slecht. Na het plukken worden de bladeren gedroogd en gefermenteerd door het blad te laten broeien. Van het eindresultaat worden sigaren, pijp- en sigarettentabak gemaakt.
Buk-shag
De schaarste aan tabak leidt tot een nieuw fenomeen: buk-shag. Mannen rapen op straat de weggegooide peuken op en rollen er nieuwe sigaretten van. Een liedje herinnert eraan:
Peukjes rapen is mijn vak
Een twee, drie, een volle zak
‘s Avonds in mijn luie stoel
Met een lutje in mijn smoel
Sigarettenreclame
De tabaksindustrie gebruikt allerlei middelen om sigaretten te promoten. Johan Cruijff verleent in 1978 nog zijn medewerking aan de campagne ‘Johan Cruijff: Rook verstandig, Roxy Dual-filtersigaret’
Het Leedy Trio bezingt in de jaren 60 van de vorige eeuw de Nederlandse mannensigaret bij uitstek, te weten de Caballero (‘anders dan andere’):
Ay, ay, ay, die Caballero
Dat is pas een sigaret!
Ja, ja, ja, die Caballero
Echt je dat en je van het!
Chief Whip: ‘op ieders lip’. Het merk Hunter heeft als reclametekst: ‘Ha, Hunter, heerlijk’. Een creatieve geest komt met een nieuwe versie: ‘Ha, Hunter, Heerlijk, Hoesten, Hospitaal. Hoekie om’
Soldatenkantine 1832
“Alle avonden was het hier zó vol, dat de meeste bezoekers fles en glas in de hand moesten houden, omdat er geen plaats was om iets ergens neer te zetten en bovendien was er zoveel tabaksrook, dat men van het ene eind niet zien kon wie er op het andere eind zat”.
Foto: Sigarenbandjes van Veldhovense sigarenfabrieken.