Ieder jaar vindt in Nederland op 11 november een aardverschuiving plaats. Vanaf die datum worden veel plaatsen opeens aangeduid met een bijnaam, en dat blijft dan zo tot en met carnaval. De carnavalsnaam voor Veldhoven wordt ‘Rommelgat’ en het carnavalskrantje krijgt de naam ‘de Rommelpot’. Een rommelpot is een oud volksmuziekinstrument. “Rommelpotterij, rommelpotterij, gif me unne cent, dan gao ik vurbij. Gif me nun appel of un peer, dan kom ik ut hele jaor niet meer”
In Noord-Brabant is het gebruikelijk dat een plaats zich een carnavalsnaam aanmeet, zich als het ware herdoopt. De provincie kent tientallen gaten o.a. Rommelgat en Lampegat. De reeks kan nog worden uitgebreid met donken o.a Oeteldonk en Struifdonk (Vessem). Verder kennen we tal van steden o.a. Kruikenstad (Tilburg). We kennen zelfs rijken o.a. Pintewippersrijk Hapert). Andere echte carnavalsachtervoegsels zijn Lappelekkursland (Hoogeloon) en durp/dorp: Dommelbaorzedurp (Vught), donk. Een kwart van alle carnavalsnamen eindigt op echter gat. Onder de officiële plaatsnamen komt dat gat nauwelijks voor.
De laatste blinde vlek
Op de landkaart waren die bijnamen nooit te vinden, maar dat veranderde in oktober 2007: de toen gepresenteerde Bosatlas van Nederland heeft een speciale kaart met de carnavalsnamen. Afgelopen december heeft Hulsel de laatste blinde vlek in carnavallend Brabant ingekleurd met de onthulling van een eigen carnavalsnaam: Spurriebollengat. Op de schrale heidegrond rondom Hulsel groeide niet veel, maar de boeren wilden wel graag voer voor hun vee. Spurrie groeit wel op schrale grond en bleek uitstekend als veevoer te kunnen dienen.
Een grote bescheidenheid
De term herdoopt is daarstraks bewust gekozen: de doop geeft zowel een individuele persoon als de totale samenleving een nieuwe status, ze brengt een wezenlijke verandering tot uitdrukking. Ze past bij een initiatieritueel. Opmerkelijk is dat uit de carnavalsplaatsnamen een grote bescheidenheid spreekt, een niet van nostalgie ontdane terugkeer naar een zekere primitiviteit en de sfeer van het dorp, kleiner nog, het gehucht, het gat: dat wat normaal niets voorstelt.
Een kleurrijk geheel
De namen van de carnavalsverenigingen vormen ook een kleurrijk geheel, waarvan de buitenstaander het fijne ontgaat. Je kunt een aantal categorieën namen onderscheiden. Zeer talrijk is de categorie namen waarin plaatsen hun vroegere scheldnaam in herinnering roepen: de Heikneuters, de Kwakzalvers*, de Uitslovers. En dat carnaval niets is voor drooglevers, is ook wel duidelijk: de Brassers, de Drupneuzen, de Pintewippers, de Plekkers, de Plekbroeken, de Teuten, de Teuters, de Wippers. Totdat de bodem van de portemonnee in zicht raakt: de Platzakkers.
Ook talrijk zijn de verenigingen die zich een dierennaam aanmeten: de Sprinkhaonen, ’t Vèrreke**. Beroepen en kenmerken die daaraan zijn ontleent zijn: de Gersteknauwers, de Vilders (zorgden voor het villen van de waardevolle huid van gestorven dieren). Ook het gebied waar gewoond en gewerkt wordt, is geliefkoosd als uitgangpunt voor namen: de Bremkaters (vernoemd naar het voormalige Bremhuis), de Frotters (ontleend aan de toen nog bloeiende sigarenindustrie), de Hofnarren (vernoemd naar het voormalige Eetcafé Hof van Holland tegenwoordig We Know Burgers), de Pinnekes (zie Frotters), ‘t Vlutterke (vernoemd naar de voormalige Camping ’t Vlutterke tegenwoordig Zoo Veldhoven).
Aan de toog
Je kunt aan de achtergrond van die naamgeving diepgaande beschouwingen wijden, maar dan vergeet je dat ze vaak aan de toog zijn bedacht, zonder dat degene die erop kwam, zich van enige diepzinnigheid bewust was.
* In een gerechtelijke uitspraak over zijn praktijken als veearts wordt Jan van den Boomen door de rechter een Kwakzalver genoemd.
** Een afwateringssloot genaamd ‘t Vèrreke liep achter Café De Kromstraat van Jan van de Looy en de andere panden aan de Kromstraat naar de Gender.
Foto: ZDH Prins L-Santéo van Rommelgat plaatst het nieuwe plaatsnaambord samen met zijn gevolg, 18 januari 2013 (Foto: Stichting Organisatie Karnaval)